De Fiber Carrier Association (FCA) presenteerde onlangs haar jaarlijkse rapport over de status van glasvezel in Nederland. Het zal niemand verbazen dat de verglazing van ons land ook in 2022 weer grote stappen gezet heeft. De FCA ziet naast al dat goede nieuws echter ook enkele bedreigingen. De verhardende concurrentiestrijd bijvoorbeeld en daarmee het risico dat er in steden meerdere glasvezelnetwerken komen te liggen.
Concurrentie is op zich goed. Het jaagt innovatie aan en consumenten en bedrijven profiteren doorgaans van het feit dat aanbieders van diensten en producten zich beconcurreren in de strijd om klanten te winnen. In de glasvezelmarkt is dat niet anders. Echter, Nederland is anno 2023 nog niet volledig verglaasd. De verwachting is dat die mijlpaal – wanneer vrijwel elk huis- en bedrijfsadres kan beschikken over glasvezel – over enkele jaren, 2028 is de huidige voorspelling, bereikt wordt.
Overbouw is een risico
Een van de risico’s de de FCA in haar rapport benoemt, is overbouwing. Steden en regio’s waar meerdere providers min of meer gelijktijdig besluiten om een glasvezelnetwerk aan te leggen. Zo kan het dus gebeuren dat consumenten en bedrijven in Amsterdam of andere grote steden en regio’s straks twee of meer glasvezelnetwerken ‘voor de deur’ hebben liggen terwijl andere steden en dorpen daarvan (nog jaren) verstoken blijven. Dit heet overbouw. De politiek heeft zich daar enkele jaren geleden al over uitgesproken en de verschillende providers op het hart gedrukt eerst te zorgen dat heel Nederland verglaasd is voordat ze elkaar op dezelfde locaties gaan beconcurreren. Dat werkt deels, maar de providers zijn nu eenmaal commerciële bedrijven die veel investeren in de aanleg van glasvezelnetwerken. De investering zal uiteindelijk wel terugverdiend moeten worden.
Voor providers zoals KPN, T-Mobile en DELTA, is het (verwachte) rendement dus een belangrijke factor bij de beslissing om in een bepaalde regio, stad of dorp, glasvezel aan te leggen. Daarvoor wordt ruim voordat de eerste graafwerkzaamheden beginnen een zogenoemde uitvraag gedaan. Daarmee kunnen de providers de interesse van consumenten en bedrijven in een stad of regio peilen en zo berekenen of het aanleggen van een glasvezelnetwerk rendabel zal zijn.
Het moge duidelijk zijn dat de kans daarop in dichtbevolkte steden en regio’s groter is dan in landelijke gebieden. Dat is niks nieuws. Ook bij de aanleg van kabel- en mobiele netwerken werd in de beginfase – die vaak vele jaren duurde – ervoor gekozen om eerst de meest rendabele regio’s aan te sluiten. En omdat die regio’s voor alle providers in potentie even rendabel zijn, willen ze daar ook als eerste een glasvezelnetwerk aanleggen. Liefst voordat een concurrent dat doet. Het gevolg is dus dat er steden en regio’s zijn waar twee of drie providers tegelijk ‘aan het graven zijn’.
Open netwerken
Een belangrijke ontwikkeling die kan helpen het risico op overbouw te beperken, is het openstellen van elkaars netwerken door de providers. Dat is gelukkig een ontwikkeling die al ingezet is. Zo maakten DELTA en T-Mobile enkele weken geleden al bekend dat beide providers hun diensten over beide glasvezelnetwerken mogen aanbieden. Dat betekent dus dat wanneer jij in een stad of regio woont waar T-Mobile het glasvezelnetwerk heeft aangelegd, je daar ook kunt kiezen om een abonnement bij DELTA te nemen.
Ook KPN Netwerk bouwt een open glasvezelnetwerk, en andere providers zullen ook niet achterblijven. Het gebruik van elkaars netwerken betekent namelijk niet alleen dat de provider die in een bepaalde regio of stad het glasvezelnetwerk aangelegd heeft, er een of meerdere concurrenten bij krijgt. Het betekent ook dat ze klanten kunnen werven in andere regio’s en steden. Totdat Nederland volledig verglaasd is en ‘iedereen’ een abonnement heeft, is de markt voor het werven van nieuwe klanten nog groot genoeg.